Elke maand schrijft Belinda voor Hersenletsel.nl over haar leven met NAH. Deze keer vertelt ze over de angst voor een nieuw herseninfarct na een verhuizing – precies zoals bij haar eerste infarct destijds gebeurde.
Angst… is een heel slechte raadgever.
Angst … is zelden rationeel.
Angst … is iets ongrijpbaars.
Angst … is noodzakelijk, maar dan binnen proporties.
Angst … hoort bij het leven.
Angst … is een heel naar gevoel.
Vorige week zijn we verhuisd. Naast de enorme moeheid, is de angst een groeiend monster in mijn lijf. Ik word er heel onrustig van, slaap nog slechter, heb hoofdpijn, hartkloppingen en een heel korte concentratieboog… enzovoorts. Gelukkig heb ik nog geen paniekaanvallen, dat scheelt.
Maar heel eerlijk, ik kan niet wachten op het moment dat we hier een maand wonen. In mijn hoofd mag ik dan rustig worden, omdat het “gevaar” dan geweken is. Is dit reëel? Nee, zeker niet. Verre van zelfs. Maar in mijn hoofd gebeuren nu eenmaal rare dingen, en ik heb daar niet altijd controle over. Meestal niet zelfs. Daar heb ik ook een hekel aan natuurlijk, want ik wil wel controle hebben, heel erg zelfs, maar ja.
Die angst is voor mij heel erg aanwezig, en ik vind het fijn dat ik het kan opschrijven, want dat lucht hopelijk weer een beetje op.
Na onze vorige verhuizing, nu bijna 6 jaar geleden, kreeg ik drie weken later mijn tweede herseninfarct. Daar ben ik dus bang voor. Ik doe echt heel erg mijn best om die angst weg te stoppen, maar omdat ik ook zo vreselijk moe ben lukt dat nauwelijks. Dus dan de angst maar even toelaten en omschrijven, in de hoop dat het verlichting geeft. Al is het maar tijdelijk.
Steeds heb ik flashbacks naar die 21e juni 2019. We verhuisden op 31 mei, en de verbouwing had ontzettend tegengezeten, dus het huis was nog een grote puinhoop. Ik was vreselijk moe van alles. Het verschil met nu is dat het destijds een gedwongen verhuizing was, omdat we – doordat ik niet meer kon werken – ons mooie huis niet meer konden betalen. Dit keer wilden we zelf verhuizen.
Op die 21e juni ging ik met de hond lopen. Mijn man was gelukkig mee, en ineens lag ik op de grond. Manlief dacht dat ik gestruikeld was, maar ik niet – ik snapte niet waarom ik viel. Met hulp ben ik weer opgestaan, maar mijn rechterbeen had veel minder kracht en mijn rechterhand… die leek niet van mij. Na even bijkomen zijn we terug naar huis gegaan, mijn rechterbeen sleepte flink achter me aan. Thuis heb ik het nog even aangekeken en daarna heb ik de huisarts gebeld, want mijn rechterkant begon helemaal te tintelen. Dat had ik overigens wel vaker – overgehouden aan mijn eerste herseninfarct.
De huisarts wilde dat ik direct langskwam. We waren verhuisd naar een andere gemeente en ik had nog geen nieuwe huisarts, dus met manlief naar Wateringen gegaan. Daar, eenmaal binnen, werd al snel de ambulance gebeld. Ik had meer en meer het gevoel dat ik er niet bij was, dat ik in een soort van cocon zat. De ambulancebroeder vond het niet zo nodig allemaal. “Het gaat toch alweer wat beter, en u heeft toch al eerder een infarct gehad, dus het zal wel meevallen,” zei hij. Hij belde de SEH om te zeggen dat hij er wel aankwam, maar dat hij geen noodzaak zag. De SEH vertelde hem dat zij dat zelf zouden beslissen en dat hij moest zorgen dat we er binnen 5 minuten waren. Heel fijn dat het SEH-personeel zo adequaat reageerde.
Eenmaal op de SEH ging het hele circus in werking: direct naar de CT-scan, daar stond een heel team te wachten. Ik dacht alleen maar: “Pff, niet weer…”. De arts-assistent kwam en pakte iets uit zijn borstzakje. Hij vroeg: “Wat is dit?”. En ik dacht, nou ja, ik dacht eigenlijk helemaal niks want mijn brein was op slag blanco, leeg. Ik zat als een wezenloze naar dat ding te staren en ik had geen idee wat het was. Het was een telefoon, zei hij. “Oh ja, nu je het zegt,” antwoordde ik. Ik schrok daarvan, heel eerlijk gezegd, want iedereen weet toch wat dat is. Toen pakte hij iets anders en stelde dezelfde vraag, en weer had ik geen idee. Wel dacht ik: “Wat dom zeg van mij, ik moet dit omzeilen,” dus ik zei: “Het is te druk hier, te veel prikkels,” Maar daar trapte hij niet in, hij wilde nu een antwoord. Ik wist het niet. Het bleek een pen te zijn.
Hij ging direct over tot actie: ik werd naar een andere kamer gebracht voor trombolyse – een infuus met heel sterke antistolling. Het was nog spannend, want mijn bloeddruk wilde maar niet zakken en die moest lager zijn dan een bepaalde waarde. Het was net als op de televisieseries: “Nog een beetje meer van dat erbij, nog een beetje, hij is er bijna, nog een beetje… ja, we hebben de juiste start, het infuus…,”.
Dankzij die adequate arts kan ik nu nog praten en is de schade van het tweede infarct redelijk beperkt gebleven.
Dit alles heb ik dus gekoppeld aan de verhuizing en de drie weken erna…. Nog twee weken te gaan.
Hopelijk tot volgende maand.
Liefs,
Belinda