KioNAH | Slepende vermoeidheid en een slechte MRI uitslag

KioNAH | Slepende vermoeidheid en een slechte MRI uitslag

Kiona (32) kreeg op haar 29e een herseninfarct. Haar zoontje Prince is inmiddels 1 jaar. Elke vier weken deelt zij hier haar verhaal als jonge moeder met NAH met jullie. In deze blog: Moe zijn van het niets doen en een slechte MRI uitslag.

De dagen gaan voorbij en ze lijken verdomd veel op elkaar. Ik zet dagelijks de wekker voordat mijn partner thuis komt van zijn werk zo ‘lijkt’ het alsof ik een productieve dag heb gehad. Hij ziet dat ik moe ben en moe blijf maar toegeven doe ik nog niet. Triest eigenlijk dat je dit gewoon niet durft te zeggen: ‘Ik ben moe en heb niets kunnen doen’. Niets doen en moe zijn van het niets doen, vreemd… Ik voel me er zelf ongemakkelijk bij. Mijn partner merkt snel op dat ik pas uit bed stap voor hij thuis komt. Logisch ook, er is niets gedaan in huis en ik denk dat ik er ook niet op mijn best uitzie.

Het is woensdag en voor het werk heb ik een vergadering met het kernteam op de planning staan. De steekwoorden over wat ik wil vertellen over mijn cliënten heb ik in mijn notities van mijn telefoon geschreven. Mezelf even voorbereiden op de punten die ik wil bespreken. Ik voel dus blijkbaar dat er iets niet in orde is, maar een geheugensteuntje kan nooit geen kwaad he. Zoals jullie al kunnen merken onderdruk ik vaak mijn eigen gevoel met nonchalant zijn en droge humor. Ik ben erg stil vandaag en dit valt mijn collega op “Kiona je bent stil, je bent niet jezelf”. Ik lach en antwoord: “Nee, ik ben moe en ga hierna ook meteen naar bed toe”. Mijn reactie verbaast uiteraard niemand want ik ben geen vroege vogel. Is het vόόr 12u in de middag, mij vooral niet bellen. Zo de bespreking zit erop, ik heb nauwelijks naar mijn telefoon gekeken maar ook weinig ingebracht. Een keer op de achtergrond aanwezig zijn zullen ze heus niet erg vinden.

Eindelijk mijn oproep gekregen voor de MRI scan, a.s. vrijdag om 22:50. ZO, die weten blijkbaar dat ik geen ochtend mens ben. We lopen richting radiologie en er wachten al een aantal mensen in de wachtzaal. Allemaal stoeltjes naast elkaar en wij zitten aan het uiteinde. Ik weet niet meer hoelang ik gewacht heb, maar lang genoeg om iedereen te observeren. “Waarom zal die man onder de scan moeten? Die mevrouw zal zij iets hebben of haar man? Is dat vader en zoon?” Mijn partner is de rust zelf en kijkt naar de schilderijen rondom zich. Dit is ook het enige wat hij zich kan herinneren aan deze avond dus het gekwebbel van mij slaat hij niet eens op.

Ik word opgeroepen. Wat een koude en kille kamer. Ik ga op de onderzoekstafel liggen. Er word via een infuus contrastvloeistof in mijn arm gespoten. Dit voelt koud en onwennig aan. Hop de tunnel in en me een klein half uurtje irriteren aan het tikkende geluid wat uit het apparaat komt en voor ik het weet schuift hij mij onder het apparaat vandaan. Aldus genoeg tijd gehad om mijn vragen te stellen aan de radioloog ‘ tot hoelaat werkt u?, Heeft u nu ook op beeld iets kunnen zien?, Wanneer krijg ik de uitslag?, Moet ik bellen of word ik gebeld? Die man moest ook wel gedacht hebben, ‘als hier niets uitkomt dan weet ik het ook niet’. Hij lacht ongemakkelijk en zegt dat ik volgende week gebeld wordt.

Maandag 1 april (no joke), ik ben thuis en word gebeld door de arts. Niet verwacht dat ze zo snel gingen bellen. “Mevrouw Holland ik moet u mededelen dat u een herseninfarct heeft gehad”. Oei zeg ik, en nu? “U moet zo snel mogelijk worden opgenomen in het ziekenhuis”. Ik zet de arts op de luidspreker en open mijn digitale agenda. (Nu ik dit typ lach ik om hoe ik gereageerd heb) Hoor ik dit nu goed en zegt hij dat ik zo snel mogelijk opgenomen moet worden? Yes dit zei hij. Oh maar dat gaat niet en voor hoelang? Ik heb morgen namelijk een dienst opstaan. Dit komt niet goed uit.. De arts heeft duidelijk geen zin om in discussie te gaan, hij reageert snel en onderbreekt mijn geratel. “Mevrouw u heeft een herseninfarct gehad en het is van belang dat we meteen kunnen starten met de nodige medicatie. U kunt zich melden bij de Brain care Unit op de 5de etage”. Oke, ik ga snel wat spullen pakken en dan kom ik. Hij vraagt of ik vervoer heb? Tuurlijk, ik heb een auto. Ik ga ervan uit dat ik zelf mag rijden. “U mag niet rijden dus iemand moet u komen brengen”. Oh oke dan ga ik dit maar even regelen dan…