EEN GELUKSTREFFER: MIJN VIOOL

EEN GELUKSTREFFER: MIJN VIOOL

‘Het voelt alsof ik terug ben op de kleuterschool, we zo allemaal een stukje appel krijgen en dan gaan beginnen met het kringgesprek.’

‘Heb je er zin in Faar?’ Twee pretogen met daarboven een grijze kuif kijken me enthousiast aan. ‘Onwijs, ik heb de hele nacht na liggen nadenken of ik vandaag de triangel of de trommel wil’, antwoord ik cynisch. ‘Nou, de triangel is al bezet meisje, die heb ik gereserveerd.’ Mijn blik verplaatst zich van de gele linoleumvloer naar het litteken dat een prominente plek inneemt op het voorhoofd van onze Harry. Met een beetje fantasie kon je er een Z in zien en dus was de bijnaam ‘onze Harry Potter’ snel gevonden.

Als laatste komt mevrouw van Engelen binnen sloffen. Liefkozend murmelt ze wat tegen de knuffel die op haar rollator staat en neemt plaats op de overgebleven plek in de kring. ‘Zeg Engeltje, waarom heet jouw poesje eigenlijk Sjek?’ Schichtig kijkt ze onze Harry aan en duwt het gevlekte knuffelbeest stevig tegen haar buik. ‘Het is geen poes maar een kater, want zijn balletjes zijn opgeknoopt’, krast ze terug. ‘Shaggy kwam bij mij op het moment dat ik 21 maanden gestopt was met roken, vandaar zijn naam Shaggy. Mijn buurvrouw noemt hem Sjek, maar officieel is het dus Shaggy.’

Ik lach. En ik huil. Goed, de verpleegkundige had gelijk, muziektherapie met een stel 65-plussers op je 23e is inderdaad goed voor mijn geest. Voor het eerst sinds dagen verscheen er zojuist een oprechte lach op mijn gezicht. Maar eigenlijk huil ik. Of nee, ik huil niet, ik jank de tranen uit mijn kop. Hier zit ik dan; Op een stoel in een kring, met Harry Potter naast me, omringd door Mevrouw van Engelen en haar kater en negen andere 65-plussers. Het voelt alsof ik terug ben op de kleuterschool, we zo allemaal een stukje appel krijgen en dan gaan beginnen met het kringgesprek.

Albert breekt mijn orkaan van gedachten en pakt van achter de geluidsbox waar hij op zit een grijze krat die gevuld is met instrumenten. Sjek verkast naar het boodschappenmandje op de rollator en maakt plaats voor een xylofoon. Harry Potter vindt een toverstaf in een drumstok en vliegt met zijn tweewielige bezem naar het drumstel. ‘Kies je ook wat uit Fara?’, vraagt Albert. Ik kijk naar zijn gezicht, hij doet me denken aan Willie Wortel. Zijn haren zitten allesbehalve strak in een kuif zoals bij onze Harry, maar staan wild alle kanten op. Aan de bril die op zijn neus staat hangt een paars touwtje. In de krat ligt enkel nog een paar Mexicaanse sambaballen en een strijkstok waarvan de haren alle kanten op pluizen. ‘Nou, ik heb niet echt iets met sambaballen, ik ga wel gewoon…’ ‘Ik ben al onderweg!’ Nog voordat ik mijn zin had afgemaakt was Albert al opgeveerd van de geluidsbox. ‘Zet hem maar onder je kin, dan kunnen we beginnen.’ Vertwijfeld kijk ik hem aan. ‘Ik ga anders wel achter de piano zitten, dan weet ik tenminste wat ik doe. Ik weet niet eens hoe ik een viool vast moet houden.’ ‘Het is goed om nieuwe dingen te proberen Fara, niet alles wat je doet hoeft meteen spectaculair te zijn. Het gaat om het bezig zijn met muziek en niet om een mooi stuk componeren met z’n allen’, antwoord Albert resoluut. – ‘Nee dat is duidelijk hoorbaar’, mompel ik terug. Om mij heen is de Jostiband zojuist begonnen aan zijn inspeelronde.

Zuchtend duw ik de viool tegen de linkerkant van mijn borstkas en klem de strijkstok tussen mijn vingers waarvan de toppen direct wit kleuren door de kracht die ik zet. Ik buig mijn kin iets naar beneden en staar over de 3 snaren die er nog op de viool zitten. Over de viool heen zie ik mijn rechterarm als een zaag op en neer bewegen. Mijn oren spitsen zich op het geluid dat ik produceer. Er gebeurt iets magisch. Mijn linkerarm drukt gespannen de viool steviger in mijn borstkas, terwijl mijn rechterarm danst. Mijn hart danst. Voor het eerst sinds mijn herseninfarct voelt de dansende arm weer als onderdeel van mijn lichaam en kijk ik niet als een vreemde naar eigen vingers die zich liefdevol om de stok heen gevouwen hebben. Al het geluid om mij heen valt weg en ik sluit mijn ogen. Kalm blijf ik mijn rechterarm bewegen, terwijl zich aan de binnenkant van mijn gesloten ogen inmiddels een akoestische film afspeelt. Ik voel alle emoties in hun uitersten; woede, liefde, rouw en rust. Maar mijn gedachten blijven stil, de enige vorm waarop ik uiting geef aan de gevoelens is de lengte die ik hanteer voor elke toon op de snaren van de viool.

‘Fara?’ Ik hoor mijn naam die vanuit de verte geroepen wordt. De stem komt snel dichterbij; ‘Ehm, hallo buurvrouw?!’ Ik besef dat dit geluid niet in mijn interne film hoort en open geschrokken mijn ogen. Elf paar ogen kijken me aan. Ik knipper en proef een zoute druppel die langzaam over mijn lip een weg terug naar binnen zoekt. ‘Hoe vond je het?’ vraagt Albert. Ik staar verbaasd naar mijn rechterarm die voor het eerst weer als ‘van mij’ voelt sinds mijn herseninfarct. ‘Ik… nou eigenlijk… Ik weet het niet. Fijn?’ ‘We zijn al 4 minuten overtijd Albert!’ De krassende stem van Mevrouw van Engelen brengt me terug naar de plek waar ik ben; ik zit op een bejaardenhuisstoel in het ziekenhuis. ‘Je hebt helemaal gelijk’, antwoordt Albert verrast. ‘Ik zie jullie volgende week weer!’ In de deurpost blijf ik staan als ik als laatste het lokaal wil verlaten. Ik kijk naar de dichte kast, het voelt alsof er nog een stuk van mijn rechterarm in ligt. ‘Albert?’ Ik wacht tot Willie Wortel me in mijn ogen kijkt en zeg dan:’ Dankjewel Albert, maar echt bedankt.’ – ‘Oh geen dank hoor Fara, zie ik je volgende week weer?’ – ‘Zeker, ik kijk er nu al naar uit!’ Ik zit op mijn bank en kijk naar de viool die in zijn blauwe jas in de kast ligt.

Nu, vier jaar later zijn we nog steeds bij elkaar en heeft ze de koosnaam Bella van mij gekregen. Een glimp van Bella herinnert mij er altijd aan dat andere deuren openen soms eng en ongemakkelijk is. Maar zij heeft mij geleerd dat die deuren zeker niet altijd voelen als ‘minder’ en soms zelfs leiden tot ‘meer’.

Dit artikel is, met toestemming van auteur Fara Verhagen, overgenomen van haar website Breinvenijn. BreinVenijn is de plek waar Fara je meeneemt op reis in het leven met Niet Aangeboren Hersenletsel als jongvolwassene. Eerlijk, puur en rauw. Haar wens? Een stukje herkenning en erkenning vormen voor jongvolwassenen met N.A.H. Met zowel de zwarte randjes van verdriet en pijn, als de gouden randjes van verdieping en hilariteit die hersenletsel haar ook brengen.