Kaaskop

Kaaskop

Ik doe mee aan een auditie voor een spotje voor Kaas. Ik heb al een paar audities gedaan. Ik kan geen zinnen onthouden. Dat is afasie. De ‘automaat’ van geleerde zinnen werkt niet. Dat is zelfs  met kinderliedjes. Ik kan dit niet meer. Elke keer denk ik dat ik het wel kan, maar dat is niet zo. Ik ga nog een keer onder hypnose. Ik heb het gevoel dat er ergens nog liedjes en teksten in mijn hersenpan zitten. Wat een heimwee, naar praten.

Met een ruim tweeënhalf jaar met afasie, kan ik nog steeds meer onthouden. Ik ben drie dagen terug begonnen met het bestuderen van de tekst. Drie dagen! Voor deze auditie  moet ik drie zinnen onthouden. Dat is één zin per dag. Waar begon ik aan! Ik speel een Westfriese boer. De mensen in Noord-Holland praten langzaam. Dat is mooi meegenomen. Deze klank is voor mij makkelijk. Nou de woordjes. Ik leer de tekst uit mijn hoofd.

Ik mag spelen met Marit van Bohemen. Een mooie lange blonde dame. Zij speelt het ‘stuk’ kaas. Ze is aardig en dat help mij met het onthouden. Nog niet zo lang terug had ik ook een auditie en vroeg het castingbureau mijn naam. Ik heb mijn adres geven. Deze vragen gaan ook nog op camera. De gezichten van de medewerkers van het castingbureau zijn voor mij makkelijker te lezen dan de teksten, die ik moet leren. Maar toch gaat het langzaam beter.

Mijn collega Marit vroeg wat afasie is. Ik vind het prettig om afasie uit te leggen en vooral om te vertellen, wat ‘mijn’ afasie is. Dat is een tekst, die ik vaker heb gedaan!

Deze kaasauditie is in Amsterdam-west. Ik heb een parkeerplaats, vlakbij waar ik moet zijn. Het is mooi weer, dit gaat goed, een parkeerbonnetje, en dan 3 zinnetjes met Marit.

De communicatie van de parkeerpaal, waar je geld in moet storten, is ingewikkeld. Ik krijg ruzie met die paal!

De paal vraagt, welke dag het is. Weet de paal weet niet welke dag het is?

Verder wil de paal vertellen, hoeveel het kost om een uur, een dag of op zondag te parkeren. Ik begin al zenuwachtig te worden. Ik was op tijd, maar dat bonnetje moet in de auto achter de autoruit  en niet een bon van de politie ervóór.

Twee jonge vrouwen helpen. “Dit is heel gemakkelijk”. Ze duwen knoppen en draaien aan de paal. “Hoe lang wilt u parkeren?”. Ik zeg: “een uur”. Heb ik dat goed gezegd? Heb ik ‘een uur’ gezegd of ‘drie uur’? Zes euro is wel veel. Mijn bankpas werkt niet, dan maar munten, dat kan ook. De paal wil eerst weten hoe lang je wilt parkeren en dan wil de paal geld zien. Vroeger was deze paal makkelijker. Je deed er geld in en dan werd je verteld hoe lang je mocht blijven staan.

Iedereen met afasie of dyslexie en elke analfabeet en Japanner, krijgt een bon in Amsterdam-west. Misschien is dat juist de bedoeling. De paal vroeg ook het kenteken van mijn auto!! Echt waar, niet gelogen. Ik kijk al om me heen, om te zien of bananasplit soms met een grap tevoorschijn komt. De dames vonden dat ook raar. Ik heb niet genoeg munten. Mijn dames, dat ‘mijn’ mag ik nu wel zeggen, na 10 minuten, geven extra geld.  Ik ren nu naar de auditie.

Ik kom met een rode kop binnen. Die kop stond goed voor een rol als boer.