Wieke

Wieke

Ons verhaal

Juli 2007

Met man Hugo en kinderen Jasper, Babette en Feline geniet ik van een heerlijke vakantie in Frankrijk. De kinderen zijn nog klein, de oudste is 5, de middelste 3 en de jongste ruim anderhalf. Babette leert daar fietsen.  We komen natuurlijk weinig aan onze eigen rust toe met drie kleintjes maar hebben een prima tijd. ‘Probeer zoveel mogelijk te genieten’, zeg ik tegen mijn man. ‘Dit geluk kan zomaar voorbij zijn’. Een soort voorgevoel dat er iets naars staat te gebeuren overvalt mij al een tijdje.

7 februari 2008

Ik zit op een stoel in een ruimte in het AMC waar de ambulance net met loeiende sirenes is aangekomen. Mijn man was bezig de kinderen aan te kleden vanochtend vroeg ‘toen hij ineens omviel’, volgens  de kinderen die op dat moment bij hem waren in de slaapkamer van Jasper.  Toen ik die ochtend naar mijn man ging om te helpen de kinderen aan te kleden vond ik hem liggend op de grond met een paniekerige blik in zijn ogen. Hij zei niets en reageerde niet op mij. Hij probeerde op te staan, wat niet lukte, de rechterkant van zijn lichaam wilde niet mee. De kamer in het AMC is groot, het wachten duurt eindeloos. Mijn overbuurvrouw belt om te zeggen dat zij Feline naar de crèche gebracht heeft. Huilend vertel ik dat ik bang ben dat Hugo een hersenbloeding gehad heeft.

Het blijkt een ernstig herseninfarct. Bizar, ongeloof. Mijn man is 39 jaar. Een beroerte ken ik alleen als iets wat oude mensen krijgen, niet jonge mensen en zeker niet mijn lieve, grappige, sportieve en hardwerkende man en trotse vader van drie heerlijke kinderen. Ziekenhuisopnames en operaties volgen. Vanwege een zwelling moet zijn schedel gelift. Een aantal weken daarna blijkt er een infectie in het aangedane gebied. Wat een ellende.  Klinische revalidatie in een revalidatiecentrum volgt. Het grootste probleem heet ‘afasie’. Ook iets waar ik nog nooit van gehoord had. De eerste weken zegt hij niets. Ik heb geen idee of hij mij begrijpt.

23 september 2008

‘Hoera! Welkom thuis pappa!’ staat op een groot papier dat wij op het raam hebben opgehangen. Mijn man komt vandaag weer thuis wonen. Hij gaat verder revalideren  in de plaats waar wij wonen. Gelukkig krijgen wij hulp van de thuiszorg.  Mijn man gaat steeds vooruit. In het begin kwam hij in een rolstoel thuis en kon de trap niet op, nu kan  hij in ieder geval zelf de trap op en loopt hij met een stok. De afasie leidt tot droevige maar ook grappige momenten in het gezin. Het is moeilijk uit te leggen aan de jonge kinderen wat het is, afasie. ‘Pappa begrijpt je wel, maar kan niet zo goed praten en ook niet schrijven’. Grappig wordt het, als pappa wéér de pindakaas geeft terwijl een van de kinderen chocopasta wil. En droevig dat pappa niet de juiste namen kan zeggen. Jasper is dan weer Babette, dan weer Feline en dan weer Jasper. En dat blijft zo.

Augustus 2010

En dan volgt de ‘chronische fase’.  Mijn man is volledig afgekeurd. Hij was consultant op financieel management gebied. Maar dat beroep kan hij niet meer uitoefenen. Hij mist zijn werk en collega’s enorm.  Gelukkig komen ze nog langs en kan Hugo nog altijd mee naar social events van zijn werk. Doordat zijn rechterarm niet goed werkt kan hij moeilijk productiewerk doen. Nu gaat hij naar een dagbesteding waar hij stoelen bekleedt en schilderijen maakt. Ook gaat hij veel naar het afasiecentrum en wekelijks naar fysiotherapie en logopedie.  We lijken steeds beter met  de afasie om te kunnen gaan. Tijdens de verbouwing van ons huis deze zomer hadden we het in een autoritje over de tafel die we zouden gaan neerzetten, althans, dat dacht ik. Hugo had het over de stoelen, kreeg ik de indruk. ‘Jongens, leg pap eens uit wat een tafel is’, vroeg ik de kinderen. En alsof dat de normaalste zaak van de wereld is, legden de kinderen uit dat een tafel iets is waar je aan eet, waar je dingen op zet. Het kwartje viel bij mijn man.

Dit is heel in het kort wie wij zijn, wat er bij ons gebeurd is en hoe wij in aanraking zijn gekomen met afasie. Eigenlijk leven we nu in twee werelden, onze ‘oude’ wereld van voor 7 februari 2008 en onze ‘nieuwe’ wereld van daarna. Ik probeer in mijn columns te schrijven over deze nieuwe wereld en wat we daarin aan moeilijke én leuke dingen tegenkomen. Want ondanks alles hebben we ook plezier.

Bosatlas

Het is een doordeweekse avond, we zitten aan tafel. Zoals vaker maan ik onze zoon Jasper van acht een poging te doen zijn ´bijgeluiden´ een beetje te minderen. Hij trommelt op tafel, zegt alles drie keer of zingt een lied dwars door ons gesprek heen. Dat soort bijgeluiden. Voor iemand met afasie, zoals mijn man Hugo, zijn dat allemaal geluiden die hij moet verwerken, terwijl hij ook graag deelneemt aan het gesprek in plaats van als toehoorder aan tafel aan te schuiven. Het is laveren tussen de spontaniteit van de kinderen en de afasie van Hugo. Maar wij vinden het sowieso belangrijk dat de kinderen leren op hun beurt te wachten en naar elkaar te luisteren. Dat proberen we hen bij te brengen, tot nu toe met weinig succes, maar de aanhouder schijnt te winnen!

Het gesprek gaat over school. Jasper heeft een ruilbeurs georganiseerd in de pauze. In ruil voor een toy story poppetje is hij thuisgekomen met een soort button, een kleine afbeelding van een wit voetbalshirt met een speldje aan de achterkant. `Kijk pap, van een Algerijnse voetbalclub´. ´Nee´, zegt Hugo, die in de veronderstelling is dat het een shirt van een ander land is. Allebei zijn ze groot voetbalfan en allebei hebben ze een enorme feitenkennis op dit gebied. En allebei zijn ze er heilig van overtuigd dat ze gelijk hebben. ´Van welk land dan?´ vraag Jasper. Tsja, leg dat maar eens uit. Het blijft stil, maar Hugo maakt een gebaar.  Voor ons duidelijk dat het ver weg is. ´Spanje´? Probeer ik, niet gehinderd door enige kennis op voetbalgebied.´ Neehee´ antwoorden vader en zoon in koor.

Hij maakt weer hetzelfde gebaar. ´Ergens in Afrika?´, probeer ik nog eens. Ook dat is niet wat Hugo bedoelt.´ In Europa dan?´. Dat komt meer in de richting, dus ik begin allerlei landen op te noemen in Europa. Het duurt Hugo kennelijk te lang, want  hij is al op weg om de Bosatlas te halen. Ik heb nooit vermoed dat we zo´n 35 jaar na onze lagere schooltijd zo veelvuldig nog de Bosatlas zouden raadplegen. Voor ons een uitkomst. Hugo slaat de Bosatlas open en wijst het land aan. ´Oh, Turkije!´ roept Jasper uit.  ´Nee echt niet, ´t is van Algerije!` Uiteindelijk zijn ze het eens geworden. Algerije. Het stond heel klein geschreven op het shirt.

De kracht van muziek

‘Is dit nou later.. Is dit nou later als je groot bent’….. zingt Stef Bos. Ik kijk Hugo van opzij aan. Hij kijkt mij aan. Inmiddels hebben wij geen woorden meer nodig om te weten wat er in elkaar omgaat. Meestal dan. En dat is best handig met die afasie. Ik zie dat deze tekst hem wat doet. ‘De ene werd een voetballer, de ander werd een held. We geloofden in de toekomst, want de meester had verteld, jullie kunnen alles worden, als je maar je huiswerk kent, maar je moet geduldig wachten, tot je later groter bent’…..  Zo was het ook, de toekomst lachte ons tegemoet, tot 4 jaar en 289 dagen geleden. Toen begon onze nieuwe toekomst door het herseninfarct van Hugo.

Dit is nu later. Zo anders dan voorgesteld en gehoopt, gevangen in een hoofd waarin de mooiste volzinnen tot stand komen die alleen Hugo zelf hoort. Maar we zitten toch maar weer mooi in de vernieuwde stadsschouwburg op het balkon op het podium te kijken en luisteren naar een optreden van Stef Bos en een aantal hele goede muzikanten. Wat een prachtige avond. Wat muziek en woorden kunnen brengen, ongelooflijk. Optimisme meegeven, dat was wat de band wilde en dat is helemaal gelukt. Op vleugels fietsen we terug naar huis.

De volgende dag sprak ik iemand die ook bijna gedragen werd door vleugels. Ze had zo’n inspirerende avond gehad, door … te zingen. Met een groep vriendinnen onder leiding van een zanglerares hadden zij een lied ingestudeerd en samen gezongen. Dat was zo mooi geweest. Muziek is liefde, concludeerde zij.

Onze zoon zit op zangles. Heerlijk vindt hij het om te zingen. Als hij goed in zijn vel zit, zingt hij de hele dag door, soms om te oefenen, soms heeft hij het nauwelijks in de gaten. Hij had wel graag auditie willen doen voor ‘kinderen voor kinderen’, maar op de website stond dat het best veel tijd kost als je wordt opgenomen in het kinderkoor en dat een competitiesport zoals voetbal daarmee niet echt goed te combineren is. Nou ja, voetbal opgeven? Dat nooit.

In veel regio’s zijn zangkoren voor mensen met afasie. Muziek luisteren biedt troost. Muziek luisteren biedt hoop. Muziek maken verbindt. Het is zo mooi om mensen met afasie te verbinden in iets waarin zij meestal wel woorden kunnen gebruiken, in het zingen. Samen muziek maken en samen zingen, dat zou veel mensen goed kunnen doen.

Vandaag vroeg ik me af terwijl ik in de auto reed en luisterde naar mijn zingende zoon achterin: hoe zou het klinken als alle inwoners van Nederland tegelijkertijd hetzelfde lied zouden zingen of neuriën? Zou dat ons land niet iets brengen? Al is het maar voor de duur van het lied? En dat kunnen we best gebruiken in deze donkere tijd aan het eind van het jaar. Saamhorigheid, optimisme en liefde. Een naïeve gedachte, maar ik blijf er graag in geloven. Ik hoop u ook. Want alle beetjes helpen.

Inspiratie

Het is een doordeweekse avond, Hugo en ik zijn bij Hugo´s voormalige werkgever. Ons boekje is net uitgekomen. ´Onze pappa kreeg een ongeluk in zijn hoofd´. Ik heb opgeschreven hoe Jasper de periode van herseninfarct tot twee jaar na dato beleefd heeft en Jasper heeft de tekeningen erbij gemaakt. Hugo´s voormalige werkgever is sponsor van het boekje en organiseert deze avond een  inspiratieavond voor zijn medewerkers. Een tiental sprekers vertelt een verhaal dat inspireert of tot denken aanzet. Aan het eind van de avond krijgen alle aanwezigen een boekje mee naar huis. De voormalig werkgever heeft mij gevraagd ook iets te vertellen en ik heb ze een inspirerend verhaal beloofd. Daar sta ik voor een zaal vol oude en ook nieuwe collega´s van Hugo. Ik heb een mooie presentatie gemaakt en probeer ons verhaal op inspirerende wijze te brengen. Dat lukt nog niet zo, ik merk dat ik vooral de sheets voorlees. Ik vertel over ons, wie wij zijn, over wat Hugo is overkomen, over zijn revalidatie,  over de gevolgen, de zichtbare, maar ook de onzichtbare en waar dat toe leidt, over Hugo´s afasie, zijn sociale isolement, het genoegen moeten nemen met minder, zijn afhankelijkheid van mij als woordvoerder, het meer aan de zijlijn staan dan deel te nemen, het op een nieuwe manier invullen van de dag. Dat het hard werken is, dat de tijd niet zo maar alle wonden heelt. Dat Hugo de situatie kan accepteren, maar de gevolgen nog niet.

Maar ook dat de situatie nu zo stabiel is dat wij een nieuwe invulling aan ons leven kunnen geven, dat wij geen financiële zorgen hebben door de aanvullende arbeidsongeschiktheid die de werkgever had afgesloten,  dat Hugo kunstenaar wordt en ´hele mooie schilderen maakt´ volgens onze dochter Babette, dat ons gezinsleven floreert omdat we zoveel samen doen met ons vijven. Dat Hugo een tweede kans heeft gekregen die wij met tien handen aangrijpen. Dat het met vallen en opstaan gaat, maar dat het gaat en ook best goed. Dat wij zo gelukkig zijn met drie grappige, lieve, gezonde kinderen en dat wij ons steeds meer realiseren hoe waardevol gezellige ontmoetingen zijn. En dat wij veel lachen, dat humor bij ons heel belangrijk is, dat wij altijd met veel aandacht naar elkaar luisteren omdat we anders niet kunnen communiceren, dat we elkaar liefhebben en veel respect hebben voor elkaar. En dat we hebben leren loslaten. Verwachtingen, maar ook angst, voor bijvoorbeeld een volgende epilepsieaanval. Dat wij weer dromen hebben en die proberen te realiseren. En dat een van die dromen ons boekje is, waarvan we hopen dat het anderen helpt, kinderen die een ouder hebben met een CVA, of de omgeving van iemand met een CVA, omdat je een beroerte nooit alleen krijgt.

Of het inspirerend was? Het is in ieder geval gelukt om 350 mensen stil te krijgen, en zoals mijn overbuurvrouw terecht opmerkte, dat lukt thuis niet eens met drie kinderen, dus dat is al een hele prestatie.

Het is niet anders

De scholen zijn weer begonnen, de vakantie is voorbij. Wat was het fijn om een paar weken niets te hoeven, geen werk, geen school, geen halen en brengen naar speelafspraken en sportclubs, even helemaal niets. We zijn op vakantie geweest, in Nederland. Daarom hadden we een fijn groot huis gehuurd, je weet ten slotte niet wat het weer doet, een juiste inschatting achteraf. En om twee weken met ons vijf-en op 40 m2 binnen te zitten terwijl buiten de regen met bakken naar beneden komt, dat zag ik niet zitten.

We hadden een niet-aangepast huis: geen wc-verhogers, geen steun in de douche, geen extra trapleuningen. En voor twee weken ging dat best.
Beneden in het huisje bleek een bad te zitten, dus mijn man H. moest naar boven om te douchen. In een bad stappen lukt namelijk niet.
En de faciliteiten op het parkje bleken een heel eind lopen van het huisje, dus ‘even een krant kopen’ bleek een behoorlijke expeditie.
Al doende leert men, dat zijn dingen die wij de volgende vakantie mee laten wegen in het uitzoeken van de bestemming. Er was een binnenzwembad met een trap aflopend het zwembad in, dat was een groot pluspunt, daardoor kon mijn man ook mee naar het zwembad. Zo’n aluminimum trapje met drie treden is te lastig door zijn a-functionele arm. Bij het huis was een groot grasveld,zodat vader en zoon een balletje konden trappen. Ondanks de magere 2,5 dag
zon een fijne vakantie. De kinderen vonden het hun leukste vakantie ooit (gelukkig zeggen ze dat na iedere vakantie nog).

Zo’n vakantie biedt een mooi moment om te evalueren. Hoe gaat het nu, gaan we dingen veranderen, wat willen we anders?
H. stopt met logopedie dit najaar, de doelen zijn behaald. Sommige dingen blijven lastig: namen en tijdsaanduidingen bijvoorbeeld. Nieuwe woorden
blijven niet hangen. Dat vraagt om een andere manier van communiceren, bijvoorbeeld in het maken van speelafspraken voor de kinderen.
Ik kwam eens thuis en een van onze dochters was bij een vriendinnetje gaan spelen. Mijn man had geen idee wat haar naam was, dus de enige
oplossing was om haar vriendinnetjes op te bellen met de vraag of ze daar misschien was. Dat komt dan altijd wel goed, maar het is even onhandig.
Ik dacht een goede oplossing te hebben gevonden door een briefje te schrijven met daarop de uitleg dat H. door zijn afasie moeilijk afspraken aan mij kan doorgeven en of de ouder even op het briefje wil schrijven waar onze dochter speelt en hoe laat zij waar opgehaald moet worden. Dat brengen we nu in de praktijk. De eerste keer was even wennen, H. kwam met een blanco briefje terug. Geen pen mee. Gelukkig was dochter erbij, zij kon wel uitleggen wat voor speelplannen gemaakt waren. Geverifieerd bij de ouders en het klopte helemaal. Alleen wist dochterlief niet dat zij ook nog naar zwemles moest die middag. En als er gebeld wordt en H. neemt de telefoon op is het vaak wel nodig om terug te bellen omdat ik de boodschap dan vaak niet compleet door krijg. En hoe bel je iemand terug als je niet weet wie er gebeld heeft? Maar H. belt nu zelf naar de dagbesteding als hij bijvoorbeeld later komt, dat is een stap vooruit.

Verder hebben we nagedacht over een zinvolle dagbesteding voor H. Hij schildert nu bij een dagactiviteitencentrum. Hij heeft al zeker zes schilderijen gemaakt. Ik vind ze leuk! Maar H. is zeer ambitieus en creatief bezig zijn was nooit zijn hobby. Knutselen, breien, fröbelen, dat is meer iets voor mij.
Zijn laatste schilderproject duidde hij als ‘dikke vrouwen’. In mijn verbeelding waren dat drie dikke vrouwen, geen idee waarom. Laatst vroeg H. mij langs het winkeltje van de dagbesteding te rijden en daar hing ‘dikke vrouw’ voor het raam. Ik heb maar niet gevraagd of ik zijn inspiratiebron was maar ik vond het mooi! Ik vind het zo knap, als ik met mijn linkerhand moet schilderen (ik ben rechts) dan krijg ik niet zoiets moois op papier.
‘Maak eens een mooi groot schilderij voor bij ons thuis!’ riep ik enthousiast uit. Alle benodigdheden hebben we in huis, van schildersezel tot verf. Maar het is er nog niet van gekomen. Deels denk ik ook doordat H. na zijn CVA een stuk passiever is geworden.

Conclusie van de ‘vakantie-evaluatie’ is dat we eigenlijk met één been in ons oude leven staan en met één been in een nieuw leven. En we merken steeds vaker dat ons oude leven niet meer ‘past’. Het gaat te snel. Wij passen er niet meer in, wij zijn niet meer snel. Wij hebben meer tijd nodig om ergens te komen, over dingen te praten. We moeten het opnieuw vorm geven en dat vind ik heel ingewikkeld. Dat betekent dat je de beperkingen die na een CVA ontstaan zijn accepteert en met die beperkingen je leven weer inricht. Maar hoe we dat moeten doen, daar zijn we nog niet uit. Maar ‘het is niet anders’, zoals H. altijd zegt, dus we gaan het gewoon maar proberen.

Verdriet

Op de autoradio hoor ik het liedje ‘Supergirl’ van de Duitse band Reamonn. “And then she said, it’s ok, I got lost on the way but I’m a supergirl, and supergirls don’t cry”, zing ik zachtjes mee. Dat gaat een beetje over mij, sinds mijn man’s infarct, nu vier jaar geleden. Altijd stoer zijn, niet huilen, we zetten onze schouders er onder met zijn allen. Hoezeer dat een misvatting blijkt te zijn werd in december pijnlijk duidelijk. Onze jongste dochter (6) belandde in het ziekenhuis met een ernstige astma-aanval. Wij wisten nog niet dat ze astma had, ze gebruikte dus ook geen medicijnen waardoor de aanval extra hevig aansloeg. Na één dag in het regionale ziekenhuis werd zij naar een academisch ziekenhuis gebracht waar zij op de intensive care terecht kwam.

Wat een schrik. Een zware week volgde met verblijven in drie verschillende ziekenhuizen, ambulanceritten, veel verschillende artsen, verpleegsters en verplegers. En angst, een angst die ik sinds Hugo’s opname niet meer zo gevoeld heb. Het is goed afgelopen gelukkig, nog voor kerst waren we allevijf weer thuis. Toen ik mijn dochter vroeg wat ze het ergst vond in het ziekenhuis, antwoordde ze: ‘dat ik heel erg moest overgeven en dat jij moest huilen’. Ik legde uit dat ik verdrietig was omdat zij zo benauwd was en zo ziek. En toen drong het tot me door dat het dus helemaal niet goed is. Het is helemaal niet goed om altijd maar sterk te zijn en je verdriet niet te tonen. Verdriet is immers een hele normale emotie die bij het leven hoort. Voor kinderen is het misschien juist ook wel fijn als ze zien dat mamma ook verdriet heeft. Dan schrikken ze ook niet zo als ze mamma wel een keer zien huilen. Een wijze les, wel een beetje zure manier om die les te leren.

En hoe was dit allemaal voor Hugo? Ik was dag en nacht in het ziekenhuis en hij thuis met de oudste twee. Veel kon ik regelen met familie die kwam logeren, buren die de kinderen naar school brachten, vriendinnen die kadootjes kochten voor partijtjes en de kinderen meenamen naar sport en andere activiteiten. Maar onze communicatie door de telefoon was wel lastig. Het begon op de avond dat dochter en ik van de huisartsenpost naar de andere vestiging van het ziekenhuis moesten gaan omdat daar de kinderarts was. Ik ging snel naar huis en moest in korte tijd aan H. uitleggen wat er aan de hand was. Door naar het ziekenhuis. Ondertussen belde het ziekenhuis naar huis (naar H.) waar we bleven. Dat hoorde ik weer in het ziekenhuis. ‘Mijn man heeft afasie’.  Dat werd beaamd. Ik ongerust, want had hij begrepen waarom het ziekenhuis belde? De volgende dag werd dochter overgeplaatst naar een academisch ziekenhuis. Hoe vertel ik dat H. door de telefoon? Hetzelfde ziekenhuis waar hij lag na zijn infarct. Ik besluit het over te laten aan mijn schoonzus die naar hem toe gaat en met hem naar het ziekenhuis komt. In het academisch ziekenhuis weer een gesprek over overplaatsing naar een ander academisch ziekenhuis omdat de intensive care eigenlijk vol is. En uitleg over het behandelbeleid. Begrijpt H. het goed? Kan hij alles vragen wat hij wil? Deze situatie is moeilijk voor hem, vanwege alle informatie die op ons af komt en omdat hij graag meer wil doen dan hij kan. Hij voelt zich aan de zijlijn staan. Eenmaal terug in het regionale ziekenhuis werd het makkelijker. Hij kon op zijn fiets zelf naar het ziekenhuis komen om ons op te zoeken. Dat gaf hem meer het gevoel eigen regie te kunnen nemen.

De oudste blijkt ook astma te hebben. Dingen vallen nu wel meer op zijn plaats. Dat mijn dochter bij het diploma A-zwemmen zo moeilijk kon drijven (met het gezicht in het water), dat zij het niet fijn vond om de hockeytraining te starten met tikkertje (voor kinderen met astma is het fijner om een rustige warming-up te doen). En ook zoon zei tijdens een longfunctieonderzoek: ‘oh, is dit benauwd!, ja dat heb ik wel eerder gehad, als ik met voetbal een sprintje trok’. Ergens weten ze ook niet beter als ze het altijd zo ervaren hebben. Met medicatie gaat er een nieuwe wereld voor ze open, een wereld vol lucht. Laat de lente maar komen!

Hartverwarmend

Ik zit op de grond met om me heen een gereedschapskist, schroeven, planken en een Ikea-handleiding. Een bureau voor mijn dochter. Dat moet het worden. Ik sla de handleiding nog eens een paar bladzijden terug en moet toch echt concluderen dat de schroeven die ik net met brute kracht in een lade heb getimmerd, toch niet de goede zijn. Dat verklaart in ieder geval dat het zo moeizaam ging. Ik krijg ze er zeker niet meer uit. Op dit soort momenten ben ik niet heel gezellig. Ik ben geïrriteerd en zucht ‘ik moet ook echt alles alleen doen’. Heel onredelijk, maar op dat soort momenten ben ik niet redelijk. En heel onterecht ook want ik hoef niet alles alleen te doen. Gelukkig is dit niet het eerste Ikea product dat wij in elkaar zetten, dus dochter wordt naar de schuur gestuurd om te kijken of er ergens soortgelijke schroeven liggen. Dat blijkt zo te zijn, dus even later zit dochter trots als een pauw achter haar nieuwe bureau. Nog een half uur, dan gaan andere dochter en ik haar partijtje vieren. Ze is net zeven geworden. Hugo kan niet mee, want we gaan een speurtocht/wandeling maken die te lang is voor hem.

Met weemoed denk ik aan onze vakantie. We zijn net anderhalve week terug en het is meteen zo druk.  Ik probeer krampachtig het vakantiegevoel vast te houden. Dobberend op een luchtbedje was het enige waar ik over hoefde na te denken het avondeten. Wat zullen we eens eten? Lekkere verse vijgen? Of toch maar een pasta? We zijn zo in de watten gelegd deze zomer. We zijn naar een prachtige villa in Zuid-Frankrijk geweest. Met een grote tuin en …………… een zwembad. En een trampoline. En een pingpongtafel. Eekhoorns en konijnen in de tuin. Elke dag zon. Wij gingen daar met het vliegtuig naar toe, met ieder een handtasje. De kinderen hadden hun knuffel erin en ik de reisbescheiden zoals dat zo mooi heet, de medicijnen en een boek. De bagage zat in onze auto die door de in Zuid-Frankrijk wonende Nederlandse huiseigenaar (en  voetbalteamgenoot van Hugo) van Nederland naar Zuid-Frankrijk werd gereden. Is dat niet fantastisch? Dat iemand in zijn eentje 1.400 kilometer rijdt, gewoon om een gezin een fijne vakantie te bezorgen? Filerijdend  in de bloedhitte de Route du soleil af. En dan zomaar zijn woonhuis afstaat met enkel de woorden: ‘geniet ervan!’. En genoten hebben we. Buiten leven, elke dag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. De kinderen, waarvan er twee astma hebben, voelden zich zo veel beter daar.  Hugo heeft sinds vier jaar weer een boek gelezen, een grote letterboek. Dat is wel het hoogtepunt van deze zomer. En de auto werd ook weer teruggereden door een andere voetbalteamgenoot met zijn vrouw. Zij kwamen de laatste week ook naar ‘ons paradijs’ en verbleven in het comfortabele tuinhuis. En wij vlogen weer terug. Recht het  hectische leven in. Het was heel fijn ervaren te hebben hoe een echte vakantie ook al weer is. En dat er mensen zijn die zomaar zoiets moois doen. We zijn niet alleen en hoeven het niet alleen te doen. Dat wisten we al, dank zij onze fijne families en vrienden, maar nu komt het zomaar van een andere kant op ons af.

En dat blijkt ook op een andere manier. Sinds deze week komt J., een vrijwilliger van Humanitas, één avond in de week bij ons om te helpen de administratie op orde te krijgen en een manier uit te leggen waardoor ik het – als het eenmaal op orde is – goed kan bijhouden. De administratie was altijd de bezigheid van Hugo. Maar cijfers zijn nu abracadabra voor hem. Ondanks hulp van familie zijn de stapels post niet kleiner geworden. Ik dacht altijd dat ik een zwarte vlek had als het om cijfers ging, maar noodgedwongen lijkt na vier jaar de zwarte vlek grijs te worden. En met behulp van J. zou het zo maar kunnen dat de vlek als sneeuw voor de zon oplost. Nog een voorbeeld van iemand die zich belangeloos inzet om een ander te helpen. Hartverwarmend vind ik dat.